DAYAK under pressure
Formosa hervonden?

Voor de meeste Taiwanezen begint hun geschiedenis pas in 1949 toen Chiang Kai-shek arriveerde, of op z'n vroegst in 1662 toen Coxinga de Nederlanders verdreef. Die gebeurtenissen algemeen zijn bekend, zoals we in Tainan konden merken toen we met verschillende studenten praatten. En anders brengen de heroïsche standbeelden en plaketten bij de forten het verleden wel onder de aandacht van de argeloze Taiwanees. En dat terwijl menigeen in Nederland waarschijnlijk nooit gehoord heeft van Coxinga of überhaupt weet dat Formosa ooit tot het Nederlandse koloniale rijk heeft behoord.
Het was natuurlijk ook maar een korte periode. En de belangen van de VOC op Formosa worden daardoor vanzelfsprekend geheel overschaduwd door de belangen in Indië of in Japan. Maar voor de mensen op Formosa had die korte tijd wel degelijk betekenis. Al eeuwen lang had de oorspronkelijke bevolking min of meer geïsoleerd op het eiland gewoond en er, ondanks de vele onderlinge twisten, een status-quo gehandhaafd. Langs de kust woonden Hakka's uit China, maar Chinezen vestigden zich pas in grote aantallen op Formosa nadat de Nederlanders er hun forten hadden gebouwd en de handel begon te floreren, daartoe mede aangezet door de instabiele politieke situatie in China. De Chinezen op Formosa moesten een zware belasting betalen om onder de bescherming van de VOC het land te kunnen bebouwen of om handel te drijven. Dat leidde onvermijdelijk tot ontevredenheid en tot steun aan Coxinga, die de Nederlanders bevocht. Daarmee ging Formosa deel uitmaken van de strijd in het gebied rond de Chinese Zee en werd het eiland uiteindelijk in 1683 ingelijfd bij China en dus voor het eerst onderdeel van het grote Chinese rijk.

De autochtone bevolking van Formosa, die niet verwant is aan de Chinezen, is vervolgens echter min of meer in de vergetelheid geraakt. En niet alleen in China, maar ook in Taiwan zelf, waar de Han-Chinezen domineerden. De bergvolken en kustvolken vormen sedertdien een kleine minderheid.
Veel Han-Chinezen in Taiwan hebben tegenwoordig slechts een vage notie van de oorspronkelijke bewoners van hun land. De indrukken die overheersen zijn vaak negatief en associaties met achterlijkheid, onontwikkeldheid en vreemdheid worden snel gemaakt. De mensen die in de zeventiende eeuw met zoveel vreemdelingen geconfronteerd werden, lijken nu zelf de vreemdelingen geworden te zijn op hun eiland.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw ontstond echter langzaam maar zeker wereldwijd meer aandacht voor autochtone culturen, zoals bijvoorbeeld in Australië. Onder invloed van die ontwikkeling kreeg men ook in Taiwan meer belangstelling voor de cultuur van de oorspronkelijke bevolking en daarmee ook voor hun ondergeschikte positie in de Taiwanese samenleving. Langzaam drong het besef door dat de geschiedenis van Taiwan niet begint met de komst van Chiang Kai-shek en zijn volgelingen en ook niet met het verdrijven van de Nederlanders door Coxinga. Die geschiedenis gaat veel verder terug en is nauw verweven met de tradities van de oorspronkelijke bevolking. In de afgelopen eeuw werd die oorspronkelijke bevolking echter steeds minder zichtbaar. Hun aantal is kleiner geworden, evenals hun woongebied. En hun cultuur en taal dreigen te verdwijnen. De laatste jaren gaan in Taiwan echter steeds meer stemmen op van mensen die zich afvragen hoe deze tendens gestopt kan worden. Daarvoor zou de autochtone bevolking echter weer trots moeten kunnen zijn op hun eigen culturele erfgoed en daarvoor zou bovendien hun toegang tot de moderne Taiwanese samenleving moeten worden bevorderd. Nu hebben ze nog steeds een achterstand op het gebied van welvaart, opleiding en gezondheidszorg. Er heerst werkloosheid en velen hebben drankproblemen. Om vanuit zo'n achterstandspositie trots te zijn op je cultuur is moeilijk.

Vrouwen demonstreren traditioneel handwerk in het Formosa Aboriginal Cultural Park

Sedert de jaren tachtig van de vorige eeuw worden er echter stappen ondernomen om een verandering tot stand te brengen . De autochtone bevolking lijkt zelfbewuster geworden en religieuze gebruiken, beeldhouwkunst, zang, dans en literatuur krijgen meer aandacht. De Formosa Aboriginal Dance Troupe, die werd opgericht in 1990, trad de afgelopen jaren met veel succes overal in het land op en kreeg uiteindelijk, na een moeilijke start, eind 1991 een subsidie van 2,81 miljoen Taiwanese dollars om onderzoek te doen in de dorpen naar wat er nog leeft aan tradities op muzikaal gebied. Muziek wordt opgenomen en dansen worden opnieuw ingestudeerd. Maar ook oude weeftechnieken worden vastgelegd en mensen worden aangespoord zich erin te verdiepen en de kunst nieuw leven in te blazen, om vervolgens op de plaatselijke scholen de kinderen erin te kunnen onderwijzen.
Ook de populariteit van het Formosa Aboriginal Cultural Park en kleinere soortgelijke parken elders in Taiwan, wijst in dezelfde richting. In ieder nagebouwd dorp waren mensen aanwezig in originele kledij, die de meest markante kunst- of cultuuruitingen van hun stam lieten zien. Soms was dat een muziekuitvoering, of een dans, en op andere plaatsen waren traditionele gerechten te koop in een restaurantje of werden ambachten getoond.
De invloed van de Chinezen op de Formosaanse samenleving is overal in Taiwan te zien. De oorspronkelijke Formosanen zijn veel minder zichtbaar en soms zelfs min of meer verdwenen. Op 21 maart 1996 doopte de burgemeester van Taipei de straat voor het presidentiële paleis om van Chiehshou ('lang leven' voor Chiang Kai-shek) straat in Ketagalan Boulevard, als eerbetoon aan de allereerste inwoners van het land, de Ketagalan die tot de Pingpu stam behoren. De meningen van de omwonenden van de brede straat waren hierover verdeeld, wat aanleiding was tot een discussie in de kranten.
Uiteindelijk ging de plechtigheid toch door, maar de zang en dans bij de officiële gebeurtenis kon helaas niet verzorgd worden door leden van de Ketagalan zelf. De Ketagalan zijn namelijk veelal verdwenen en opgegaan in de massa van nieuwkomers op Taiwan. Daarvoor werd een andere groep van de Pingtu gevraagd. De Ketagalan waren echter de oorspronkelijke bewoners van het noorden en werden als eersten geconfronteerd met de Spanjaarden in 1626. Zij woonden vooral in het noordoosten, bij wat nu Kaap Sandiao heet. Daar lag vroeger het dorp Sandiao, een naam die rechtstreeks afkomstig is van het Spaanse Cabo Santiago. In oude geografische namen is dus nog de Europese invloed te herkennen.
Volgens verschillende historische bronnen moeten er nog veel meer van dat soort namen te vinden zijn in Taiwan. Er zou een meer genoemd zijn naar ds. Candidius en een berg naar ds. Hambrouck. Die berg zou in het zuiden moeten liggen, maar we hebben hem niet teruggevonden . We zagen er wel het fameuze schilderij waarop hij afscheid neemt van zijn dochters. De heroïsche daad die er op afgebeeld wordt, heeft blijkbaar overal erg tot de verbeelding gesproken, want we treffen hem ook in veel oude Nederlandse boeken aan.
Dat er in een museum in Tainan nog documenten aanwezig zijn die uit het midden van de negentiende eeuw dateren en die geschreven zijn door een Formosaan in Romeinse letters, is echter wel een van de meest opvallende sporen die we nog vonden van de invloed van de Nederlanders. Nog tot in de negentiende eeuw werden koopakten tussen Chinezen en Formosanen vaak tweetalig opgemaakt, een in het Chinees in karakters en een in het Formosaans in het Romeinse alfabet. Daarna stierf die gewoonte langzaam uit en verdwenen ook de Romeinse letters van het eiland.
Een blijvende verandering ten gevolge van de aanwezigheid van de VOC is, dat de Formosanen van de kustvlakte, die van oorsprong jagers waren, na de komst van de Nederlanders overgegaan zijn op landbouw en sedertdien landbouwers zijn gebleven. Tot in de vorige eeuw zouden er onder hen nog herinneringen zijn blijven voortleven aan de Nederlanders, maar die zijn niet meer terug te traceren. De vreemdelingen zijn gekomen en gegaan. Maar Campbell schrijft dat hij een oude inlander ontmoette die hem vertelde dat toen hij nog een kind was, de mensen uit zijn dorp bij tegenspoed en rampen naar de ruines van oude gebouwen in de buurt gingen en daar hun 'roodharige vrienden' aanriepen om hen te helpen. En er is een verhaal uit 1863 van een oude Chinese officier die vertelt dat de mensen uit zijn geboortedorp op dat moment nog kledingstukken en papieren bewaarden die aan hun voorouders toebehoord hadden. Die voorouders zouden oorspronkelijk afstammelingen zijn van VOC-soldaten en Chinese vrouwen.
Maar de meest concrete sporen van de Nederlanders zijn natuurlijk de gebouwen. Het is jammer dat we Fort Zeelandia niet van binnen konden bekijken. De potscherven, die we op de bouwplaats vonden, zitten echter in onze rugzak als tastbare herinneringen aan het verleden en gaan mee terug naar Nederland.
Poster Lite theme by ThemeFlood